Het kleurrijke werk van Nicola de Maria




Omslag en fragmenten uit: Giorno del secolo nuovo
Een kleurrijker kunstenaarsboek als Giorno del secolo nuovo (Van Abbemuseum Eindhoven 1985) van de Italiaanse kunstenaar Nicolà de Maria bestaat niet. Hierin zijn reproducties van zijn werken opgenomen gecombineerd met prachtige typografische teksten in verschillende talen. Deze uitgave is gelijktijdig met een tentoonstelling in het Van Abbemuseum verschenen.

Vanaf 1975 maakt De Maria zeer veel tekeningen op blocnotevellen en later op doek, eerst met potlood, dan met pastel, olie, aquarel en lakverf. De Maria is van huis uit medicus en leeft in een universum dat hij vanuit concentratie en meditatie vormgeeft; muzikaal en poëtisch. Als een 'ziener' verbeeldt hij een eigen wereld van licht en hemellichamen die soms op dieren lijken. Vooral zijn tekeningen geven daar een prachtig beeld van.

Voor De Maria maakt het medium schilderen als het ware deel uit van een avontuurlijke reis door een kosmos van felle kleuren en klanken waar de grens tussen droom en werkelijkheid niet bestaat. Hij hecht voornamelijk belang aan het resultaat van de instinctieve vaardigheid zonder voorafgaande studie. Zijn kunst is de wereld van de reizende dichter en de zingende verteller waar de grens van droom en werkelijkheid niet lijkt te bestaan. De kleine reiskoffer, waarop hij voorstellingen van een onbegrensde wereld schildert, is dan ook dikwijls pregnant aanwezig in de tentoonstellingen die hij maakt. Hij heeft nooit gekozen voor de expliciet figuratieve voorstelling en laat zich ook niet beperken door het beeldvlak van het schilderij. Hij kan een zaal als intensiteit opvatten, intens blauw beschilderd als zijnde een omvattende nachthemel waaraan goudkleurige halve manen zichtbaar zijn.

Het werk van De Maria is dan ook geen nostalgisch terugkeren naar het verleden. Hij reist rond in het rijk van de bloemen en de sterren naast de koningin van het licht en de duisternis, die zijn muze is. De schilderijen bevatten planten, bloemen, bomen, regen,  heuvels en sterren, naast aanduidingen van plaatsen waar mensen leven zoals vensters en huizen. Deze worden gecombineerd met abstracte composities van heldere, geometrische kleurvlakken. Deze vlakken zijn niet strikt geometrisch maar eerder vrij en voor de kunstenaar stellen ze hoofden voor. De geometrie is dus afgeleid van een voorstelling. Hij gebruikt zuivere kleuren die symbolisch zijn voor de elementaire krachten van zijn kosmische visie, namelijk natuur, hemel, vuur en licht. De plaatsgebonden installaties stralen de gebundelde energie uit van het streven van de kunstenaar om de toegang te vinden tot het rijk waar kleur, licht en lichaam een eenheid vormen. Hij wil hiermee vooral de muzikaliteit van de kosmische voorstelling van het zijn via zijn ervaringswereld tot uitdrukking brengen.



Kaartje 4: La Leggenda (Maggio 1977) Franco Toselli Milano
foto Giorgio Colombo en Sconosciuto (1975)



Kaartje 5: Mare in Tempesta, Pur la Vita (1978) en
Sconosciuto (1975) Sannio
De Maria leverde ook een originele bijdrage voor de catalogus van het Stedelijk Museum Amsterdam (ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Jonge Italianen: Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900), genaamd Musica - Occhi. Dit kleine kunstenaarsboekje (8 x 12 cm.) bestaande uit 12 gevouwen kaartjes in een mapje met een tekst van Germano Celant, reproducties van zijn werken, teksten in facsimile, tekeningen en foto's van tentoonstellingsruimten met zijn werk.

Kiki Smith en het innerlijke leven van de mens

Sperm (detail) 1988-1990 glas
De Amerikaanse kunstenaar Kiki Smith wil het lichaam bevrijden van het religieuze, medische en morele juk, maar ook van literaire en kunsthistorische interpretaties. Kiki Smith confronteert ons met de grenzen van het zijn en de onzekerheid van het leven. Het leven, universeel verankerd in het sublieme mysterie van het lichaam. Materialen en technieken hebben een intrinsieke betekenis. Zij maakt beelden van het uitwendige en inwendige menselijke lichaam in uiteenlopende technieken en vormen, met gebruikmaking van materialen als was, latex, glas, stof, hout en wit of bloedrood gekreukeld papier. De authenticiteit van dit materiaal beklemtoont de fragiele, duurzame indruk van het werk. Doorzichtige materialen laten de compositie zichtbaar, tonen het inwendige, het geheim van het leven. Zij geeft ook lichaamsvloeistoffen (sperma, moedermelk) en excrementen weer. Haar beelden van traditionele technieken vormen een letterlijke weergave van een maag (uit glas), een ribbenkast (uit aardewerk), of een baarmoeder die bestaat uit een gesloten bronzen vorm die kan worden opengeklapt (Womb 1986). Ook maakt zij tekeningen en grafiek.

Door het tonen van de onderdelen en de binnenkant, door enkel het omhulsel te behouden, stelt ze diepzinnige vragen over het mysterie van het leven en het wezenlijke van de mens. In deze specifieke en algemene context doen vorm en inhoud bovendien een dialoog ontstaan tussen de elementen die de mens uitmaken, een dialoog over de relatie tussen het lichaam of een aantal specifieke delen ervan en de techniek of de materialen die de kunstenares gebruikt voor het afbeelden en onthullen van de maatschappelijke, historische en immateriële implicaties. "Het innerlijke leven van de mens beperkt zich niet tot de omgang met anderen, het geslacht, het politieke leven." Zo was bijvoorbeeld het spijsverteringssysteem de aanleiding om "na te denken over seks en taal, verteringsprocessen en alles wat te maken heeft met de spijsvertering". Haar (feministisch) werk kan gezien worden als een aanklacht tegen schoonheidsidealen, rationaliteit en narcisme.

Omslag Kiki Smith 1990

Untitled 1988

Digestive System 1988

Womb (open) en Womb (closed) 1986
In 1990 is een kunstenaarsboek, genaamd Kiki Smith, uitgegeven door SDU Publishers in Den Haag als catalogus bij de tentoonstelling gehouden in het Institute of Contemporary Art/Amsterdam. Hierin is een interview opgenomen door de Amerikaanse kunstenaar Robin Winters met Smith. In deze uitgave zijn haar werken van 1983 tot 1990 en teksten in facsimile op een prachtige manier weergegeven.

In de jaren negentig richt ze haar aandacht op nieuwe materialen en thema's. Nu ze het lichaam gereconstrueerd heeft, beschouwt ze de natuur als een "open ruimte", "want zoals het lichaam werd de natuur in deze eeuw naar de achtergrond verdrongen; de natuur is daarom ook in de hedendaagse kunst weinig aan bod gekomen." De aandacht van de kunstenares verschuift "van het microscopische naar de organen, systemen, de huid, het religieuze lichaam, cosmologieën." Ze toont ons de intieme relatie tussen de vrouwelijke seksualiteit, de natuur en het universum.

Bron: Kunst van nu 1995 en Galerie Fortlaan 17 Gent.

Portrait 1983 en Eyes 1990

Manipuleren met papier: Paul van Dijk



Paul van Dijk (eerste-, midden- en laatste pagina uit 'een blad doorbladeren')

Tijdens de opleiding aan de Koninklijke Academie van Den Bosch ging de voorkeur van graficus en conceptuele kunstenaar Paul van Dijk uit naar het maken van houtdrukken, niet als methode van reproduceerbaarheid, maar uit liefde voor de natuurlijke materialen papier, hout, verf en inkt. Zijn onderwerpen ontleent hij niet aan de zichtbare werkelijkheid, maar aan het materiaal waarmee hij drukt, het papier waarop hij drukt en de handeling van het drukken zelf. Deze benadering van de grafiek sluit in grote trekken aan bij die van de schilders die in en buiten Nederland de schilderkunst zelf tot onderwerp van hun werk hebben gemaakt. Dit wordt ook wel fundamentele schilderkunst genoemd.

In de prenten van eind jaren zeventig staat niet langer de structuur van het hout centraal, maar gaat het om de mogelijkheden die het papier als formeel gegeven biedt. Het fundamentele uitgangspunt wordt neo-constructivistisch. Door een blad te vouwen is het bijvoorbeeld mogelijk om de lange zijden op de diagonaal samen te brengen, om de korte zijden naar de lange zijden te verplaatsen, om een vierkant of driehoek uit een rechthoek te maken. Met minimale grafische middelen legt Van Dijk dit soort manipulaties met het papier in 'vouwdrukken' vast. Het manipuleren gebeurt ook in het kunstenaarsboek 'een blad doorbladeren' (Galerie Gamm(a) Utrecht gammagazine 14 1979), waarin een blad papier van 49 x 64,5 cm. in negen stukjes wordt versneden tot een boek om door te bladeren...

Bij het drukken speelt de achterkant ook een wezenlijke rol doordat de naar voren gevouwen zijden inkt meepakken. Teruggebracht tot het oorspronkelijke formaat, blijven de vouwen duidelijk zichtbaar en vormen voor- en achterkant elkaars complement. Een blad papier is zo niet langer uitsluitend een vlak gegeven, waarop elke suggestie van ruimte een optische illusie is. Wanneer de inkt nog nat is worden bedrukte gedeeltes van een blad papier - meestal randen of hoeken - elders opnieuw afgedrukt. Vorm en tegenvorm zijn steeds elkaars evenbeeld; zij onderscheiden zich slechts door de schralere inkt van de tegendruk. De mogelijkheden worden in sterke mate door de vorm van het blad papier bepaald. Er ontstaat een grote vrijheid met sterk associatieve titels als De Verheffing en Le baiser. De afbeeldingen zijn als bijdrage aan het kunstenaarsboek Arte Actual Holandesa (Gamm(a) Utrecht 1979) opgenomen

Uit: inleiding door Flip Bool in catalogus Paul van Dijk Haags Gemeentemuseum 1978.

Paul van Dijk (bijdrage Arte Actual Holandese: Le baiser 1977 en De Verheffing 1977)

Het post modernisme van Peer Veneman

Peer Veneman (fragment Peer Veneman 1984)
In de bijdrage (Peer Veneman, Museum Fodor 1984 oplage 250) van de beeldhouwer Peer Veneman voor de uitwisselingstentoonstelling "Reykjavik-Amsterdam, ter weerszijden van de Meridiaan" is een fragment van het boek "De Paria" van José Giovanni opgenomen. Het gaat over een Siciliaanse crimineel die reist naar Marseille om er zijn jeugdvriend te helpen. Hij kan niet verhinderen dat zijn vriend in de cel belandt maar weet de man te vermoorden die daarvoor verantwoordelijk is. Het duurt niet lang hijzelf wordt op zijn beurt achter tralies gezet. In de boeken van Giovanni wordt de criminele wereld verdedigd. De criminelen worden als sympathieke hoofdfiguren afgeschilderd. Het gaat over mannelijke vriendschappen en Giovanni pleit voor de confrontatie van het individu tegen de wereld.


Peer Veneman "Some Friends" 1983 (fragment Peer Veneman 1984)
Voelde Veneman zich in het begin van de jaren tachtig als een paria ten midden van de toen heersende minimalistische kunst en de poëtische kunst van de arte povera? Moest Veneman zich als een macho gedragen om zo de beeldhouwkunst van zijn vorige generaties te kunnen overtreffen met nieuw post moderne sculpturen? Uiteindelijk zal de sculpturen van het modernisme letterlijk uit beeld verdwijnen. Er was zelfs geen sokkel meer over. Alternatieven zoals de performancekunst losten zichzelf ook op. Voor een nieuwe generatie beeldhouwers zat er niets anders op dan na te gaan hoe de sculptuur zichzelf opnieuw kon uitvinden. En dat is Veneman goed gelukt. Veneman is vanaf het begin van de jaren tachtig een uitgesproken representant van de nieuwe Nederlandse beeldhouwkunst. Venemans beelden ontstaan gevoelsmatig en associatief. De vorm kan voortkomen uit een tekening of gewoon ontstaan tijdens het werken met het materiaal.

Op de eerste foto in het kunstenaarsboekje staat Veneman als een stoere man ons aan te kijken en op de laatste foto lijkt Veneman weer zichzelf te zijn en te zeggen: "zo... jullie kunnen mij nu niets meer maken... kom maar op". In de beelden van Carl Andre zag hij dat het einde van de beeldhouwkunst bereikt was. Veneman gaat vervolgens, zoals hij het zelf formuleert "weer iets op die tegels van Andre zetten".

Peer Veneman (fragment Peer Veneman 1984)

De Geniale Republiek van Robert Filliou




Omslag en fragmenten uit: Research at the Stedelijk

Kunstenaars als Joseph Beuys en Robert Filliou maakten in de jaren zeventig ophef met hun "Erweiterde Kunstbegriff". Beuys beweerde dat "ieder een kunstenaar was" en Filliou deed in het kader van zijn project "La Republique Geniale" in het Stedelijk Museum Amsterdam (1971) een aantal tegenstrijdige uitspraken over het genie dat in ieder mens huist maar dat we verwaarlozen doordat we ons richten op het ontwikkelen van onze talenten. Hierbij transformeerde hij vier weken lang de tentoonstellingsruimte in een gebied van de Geniale Republiek waaraan elke bezoeker kan deelnemen. En zo ontstond een totaalkunstwerk van Filliou en de anonieme bezoekers. De begeleidende catalogus "Research at the Stedelijk" (Stedelijk Museum Amsterdam 1971 cat.nr. 512 ism Marja Bloem, Marijke Breuker en Rini Drippel) kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd. Hierin zijn de bijdragen van Filliou en de anonieme "kunstenaars" opgenomen.

De wereld gaat, volgens Filliou ten onder doordat men eeuwenlang de nadruk heeft gelegd op de ontwikkeling van de talenten van de mens i.p.v. zijn genie. Hij wil een GENIALE REPUBLIEK oprichten die zich veeleer bezighoudt met de ontwikkeling van het genie van de mens, dan met de ontwikkeling van zijn talenten. In deze republiek zal hij theoretische experimenten, en enige voor hem zelf van belang, uitvoeren (plezier en spel zullen er ook zijn). Filliou zou iedereen in dit onderzoek willen betrekken. Hij zegt: 'Onderzoek is niet het bevoorrechte terrein van de wetenden; in tegendeel, het is het terrein van de onwetenden. Nadenken, aandact schenken aan alles wat je niet begrijpt, is onderzoek. Rioelen... b.v. of geluk, liefde, wolken, insecten, verlegenheid, honger, mode aan- en afwezigheid, het ruiken, de zintuigen, of iets anders...' (uit: Research at the Stedelijk, informatiestencil).

Filliou zei verder over Research at the Stedelijk: "We’ve broken down the barriers between the arts. Now I want to break the barriers between the arts and the other disciplines. […] The new interesting artistic research going on now is research into new ways of living. However, this most important art form lies now outside the field of regular art information. I think museums should subsidize it, and make it known. They could do it by getting and showing information on experiments –private and public – that go on everywhere – the art circuit will follow. Art that makes only reference to art is in trouble […]".

Filliou heeft heel zijn leven gezocht naar een universeel begrijpbare taal. Met zijn kunst wou hij de wereld verbeteren en mooier maken: "ik behoor tot die groep kunstenaars die denken dat ze de wereld kunnen veranderen". In zijn kunstwerken zit dan ook steeds een boodschap. De Fluxus sloot aan bij Fillious opvattingen over kunst. Volgens hem was iedereen een kunstenaar en was het de taak van kunstenaars om dit aan te tonen. Zijn fascinatie voor het beeldende aspect van taal leidde tot een visuele poëzie. Met een grote eenvoud visualiseerde hij zijn gedachten, intenties en voorstellen. Hij transformeerde alledaagse objecten en gaf ze een poëtisch karakter. Het poëtische was volgens hem een middel om de grens tussen kunst en leven op te heffen. Om de kunst te redden van de bourgeoisie die haar enkel als een object beschouwt, gebruikte hij vaak arme materialen zoals touw, spijkers en houten plankjes in slecht uitgevoerde composities. Belangrijk binnen zijn oeuvre is "Principe de l’équivalence" [‘bien fait’, ‘mal fait’, ‘pas fait’]. Spontaniteit en originaliteit krijgen hier voorrang op de uitwerking. Steeds opnieuw, en met een gezonde dosis humor, stelde hij het statuut van kunstwerk en kunstwereld in vraag. Zijn beroemde uitspraak: "kunst is wat het leven interessanter maakt dan kunst" is dan ook typerend voor al zijn werk (bron: Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen).

De verhalende kunst van Jean le Gac

Jean Le Gac: The Painter 1974
(oorspronkelijk 6 zwart-wit foto's en 4 kleurenfoto's)
In 1974 hield Gallerie 't Venster in Rotterdam een expositie van de Franse conceptuele kunstenaar Jean Le Gac. Te zien waren zijn fotowerken met begeleidende teksten. Het gaat om foto’s en teksten die aan elkaar gelijkwaardig zijn: de tekst fungeert niet als onderschrift of verklaring van de foto, en de foto dient niet om de tekst te verduidelijken, de teksten en foto’s vullen elkaar aan. Dit wordt ook wel 'narrative art' genoemd. De vaak handgeschreven teksten zijn binnen deze stijl persoonlijke beschrijvingen van waarheidsgetrouwe of verzonnen gebeurtenissen, of ze bestaan uit aaneenschakelingen van gedachten. Narrative art bedient zich van een ontregelende verhaaltechniek die associatief is, het onderscheid tussen feit en fictie teniet doet en sprongen in tijd en ruimte toelaat of oorzaak en gevolg verwisselt. Door het persoonlijke karakter van teksten en foto’s, en met haar nadruk op de niet-eenduidige relatie tussen woord en beeld, onderscheidt narrative art zich van de stroming waaruit zij voortkomt, de conceptuele kunst. Het principe om volgens een vooropgezet plan te werken en het werkproces door middel van foto’s en beschrijvingen op een systematische manier te documenteren, is van de conceptual art niet overgenomen. Ook het principe, om filosofische definities over kunst, werkelijkheid en cultuur zelf als kunst te presenteren, is niet meer gehanteerd. Kunstenaars van narrative art hebben een andere strategie: zij construeren schijnrelaties tussen de informatie en tekst.




Fragmenten: The Painter (Galerie 't Venster)

Omslag: Der Maler 1977

Een van de fotowerken die te zien was in Galerie 't Venster is getiteld 'The Painter' uit 1974. Dit werk werd toen ook aangekocht door het Museum Boymans Van Beuningen. Het bestaat uit vier kleurenfoto's en zes zwart-wit foto's met Engelse teksten in facsimile. De oplage is 50 stuks. Dit werk is verder 'versneden' als een begeleidende catalogus, genaamd The Painter (Edition Galerie 't Venster Rotterdam 1974). Deze uitgave kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd. 

In een ander kunstenaarsboek - die als begeleidende catalogus voor de tentoonstellingen in Hamburg, Aachen en München is uitgegeven - wordt 'The Painter' als een apart hoofdstuk meegenomen: Der Maler (Brüssel – Hamburg : Edition Lebeer Hossmann 1977 oplage onbekend + 18 ex. ges./gen. met 5 postkaarten). De begeleidende teksten zijn in het Duits. Hierin zijn ook andere verhalende hoofdstukken over een fictieve schilder opgenomen: Der Abenteuerroman (1972) en ...und der Maler (1976).

Als kunstenaar stelt Le Gac zich voortdurend vragen rond het kunstenaarschap en doet dit door zich in de rol van verslaggever van de schilder te plaatsen. Het is gebaseerd op de afstand die er is tussen de schilder en zijn werk. Met fototoestel en schrijfmachine volgt hij schilders en maakt reportages. De teksten geven zin aan de keuze van het onderwerp, vertellen dingen die niet noodzakelijk op de foto te zien zijn en geven zo aanleiding tot een dubbele lectuur van de lezer. Bijvoorbeeld een fragment uit De Schilder: "Ik ben er echter zeker van dat het beroep van schilder (ik heb het niet over de werken) hem al heel vroeg heeft geboeid. In zijn vroege jeugd hebben de enkele schilders, die hij 'naar de natuur' zag werken, op hen altijd het effect gehad van echte geestverschijningen. Elke keer werd die ontdekking gedaan tijdens helder zonnig weer. Opgesteld in het landschap met hun vreemde werktuigen, scheen hun persoon doordrongen van een zó volledig vermogen tot koncentratie dat hij er zo van onder de indruk was dat hij geloofde dat er iets onherstelbaars zou gebeuren dat het, door het onverwachte ervan zelfs gevaar liep onopgemerkt te blijven".

Hij richt zich niet tot een bepaald schilder maar tot het begrip "schilder" in de artistieke situatie waarin de kunstenaar zich bevindt. Soms krijgen ze een naam zoals Florent Max, Ramon Nozaro, Jack Beauregard, Asfalto Chaves en Ange Glacé (anagram van Jean Le Gac) en soms is er ook een biografie. Meestal echter is er alleen sprake van "de schilder" of van "hij" of zelfs "ik". Wanneer hij de schilder voorstelt door middel van fotoreeksen dan is het Le Gac zelf die model staat voor de schilder die hij zelf omschrijft als "un artiste dans mon genre". Vanaf 1971 is er een constante betrokkenheid met "de schilder" in het werk van Jean Le Gac. Aanvankelijk drukt hij zich voornamelijk uit met foto's. Er is meer sprake over het personage van de schilder dan eigenlijk van zijn werk. Op de foto's zijn er slechts onbeschilderde of nauwelijks beschilderde doeken te zien.

In het kunstenaarsboek Le Peintre de Tamaris près d’Alès. Roman (Crisnée : Editions Yellow Now Gent, 1979) staat ook een fictieve schilder centraal. Hierin krijgt de schilder vorm in een roman. Het is een presentatie van foto's en teksten uit de periode 1973-1978.

Maria Nordman


Omslag en fragmenten uit: Working notes = Aantekeningen
De van oorsprong Duitse kunstenares Maria Nordman woont en werkt in Santa Monica (U.S.A) en wordt bij de 'lichtkunstenaars' gerekend, wegens het gebruik van spiegels, laserstralen en projecties. In haar latere oeuvre grijpt ze ook op andere manier in op de ruimte bijvoorbeeld door beweging van lucht en water, door omgevingsgeluid. De wisselwerking met het publiek speelt een essentiële rol. Het is de toeschouwer die de objecten definieert en de betekenis die het werk krijgt, is dan ook afhankelijk van de gedachten en ervaringen van de desbetreffende persoon en de duur van de interactie. Het karakter van de ruimte, het manipuleren van omgevingsgeluid en de natuurlijke lichtinval zijn binnen dit proces bepalend, evenals de factor tijd.

In 1981 bijvoorbeeld kon het publiek van De Appel in het IJ, ter hoogte van Buiksloterweg 57, een werk bezichtigen van Nordman: het schip de Tjoba (Maleis voor 'probeer 't maar'). In het toenmalige persbericht werd het volgende verklaard met betrekking tot de Tjoba: 'Het werk van Nordman in Amsterdam beperkt zich [niet] tot de ruimte van het schip zelf maar betrekt de totale omgeving erbij; letterlijk een boot tussen andere boten; overdrachtelijk een boot in cultuur-historische context. De waterwegen zijn van evenveel betekenis geweest als de straten van de stad. Het zijn plaatsen waar niet alleen goederen maar ook cultuur worden uitgewisseld. Het water - rivieren, grachten e.d. - fungeert als '(ge)leiding' voor het schip en het schip '(ge)leidt op zijn beurt (de lading) (bron: De Appel Amsterdam).

Een ander voorbeeld is het bouwsel 'Room of the world - La stad' (1984-1986) uit de collectie van Rijksmuseum Kröller-Müller. Deze tijdelijke installatie bestond uit twee objecten. Het ene object bestond uit vier wanden, opgebouwd uit boomstammen die beurtelings op elkaar waren gestapeld. Het licht, geluid en de elementen hadden er vrij spel en beïnvloedden in grote mate de waarneming van diegene die zich in de constructie bevond. Dit in tegenstelling tot het tegenoverliggende object, waar lichtval en geluid te manipuleren en doseren waren. De ruimte in dit houten gebouw was door middel van een deur geheel van de buitenwereld af te sluiten. Binnen speelde tijd geen rol en werd de bezoeker enkel geconfronteerd met zijn of haar eigen aanwezigheid en de beleving hiervan. Het kunstwerk, dat ontstond wanneer beschouwer en beschouwde één zijn, representeerde volgens de Norman als zodanig 'two rooms of the world'. Alleen het concept hiervan wordt nog in het museumarchief bewaard (bron: Beeldentuin Kröller-Müller Museum 2007).

Een werk staat ter overweging aangaande plaatsing
Een werk staat ter overweging
Een werk staat open

(uit: Working notes = Aantekeningen)

In 1980 geeft Rijksmuseum Kröller-Müller een kunstenaarsboek uit van haar, genaamd Working notes = Aantekeningen (Otterlo 1980). Het eerste gedeelte van het boekje wordt in beslag genomen door een aantal aantekeningen in het Engels en Nederlands ("From notations 1967-") in dichtvorm (dakloos, grondeloos, overwerk). De andere helft van het boekje is onbeschreven; er staan alleen lijntjes (in stippelvorm), die nog beschreven moeten worden. Nordman maakt sinds het einde van de jaren zestig installaties en tekeningen, waarbij zij daarbij gedachten, ervaringen en belevingen in vorm van notities verzamelt. Deze notities gaan over cultuurverschijnselen die zich in het hedendaagse leven manifesteren. Zij werkt met begrippen en verschijnselen waarin een relatie bestaat tussen leefvormen en bouwvormen en de betekenis die hieraan gegeven wordt. Bijvoorbeeld uit Working notes = Aantekeningen:

DAKLOOS

een dak boven zijn hoofd hebben
daktuin
schuifdak
iemand iets op zijn dak schuiven
dakbalk
met een plat dak
dakwerk
pannendak
iets van de daken schreeuwen
strooien dak
onder dak brengen
geen dak boven zijn hoofd hebben
dakbeschot
Dak der wereld
dakvilt
onder één dak

Het hoofdthema in haar werk is de tijdservaring. Hoe gaat de mens om met tijd, met het proces van voortgaan en veranderen, een proces waaraan ieder onontkomelijk onderworpen is, maar waarin ook gericht en doelbewust markeringspunten worden aangebracht. In het werk van Nordman wordt een hecht verband gelegd tussen architectuur en taal, de producten en tekens van het denken. Het is niet de constructie van een muur of een gebouw die zij onderzoekt, noch de grammatica van een taal; zij zoekt naar wederzijdse relaties hiertussen en naar de veranderingen die zich in de constructie hiervan voordoen.

Op het moment van ontstaan:

als beschouwer en beschouwde één zijn.

(uit: Working notes = Aantekeningen)

De letterboeken van Abe Kuipers


 


Op de achtergrond een etalage met het affiche Letters. 

Omslag en fragmenten uit: verslag letteretet-project 1971
De schilder, graficus en vormgever Abe Kuipers raakte bevriend met kunstenaars als Jan van der Zee, Job Hansen en Jan Jordens en was zelfs even lid van De Ploeg. 'Maar vanwege een conflict, stapten enkelen van hen uit dat gezelschap. Zij richtten 'Het Narrenschip' op. Ik was jong en naïef en ging maar mee. Later volgde ik ze naar de kunstenaarsgroep Nu. Maar op een gegeven moment trok ik mij daaruit terug. Ik was liever op mezelf'. In de jaren ’60 liet hij het landschapsschilderen los en ontdekte hij de zeefdruk. Veelal in zwart creëerde Kuipers beelden over zijn eigen, innerlijke belevingswereld. Na deze periode ging hij experimenteren met felle, fluorescerende kleuren. De laatste decennia ontwikkelde Kuipers een eigen beeldtaal met symbolen en tekens. 'Onder invloed van mijn grafische werk, ging ik steeds minder afbeelden wat je ziet, en meer uitbeelden wat je niet kunt verwoorden'. Naast zijn vrije werk was Kuipers een veelgeprezen grafisch ontwerper. Hij was docent aan de AKI in Enschede en vormgever van onder meer het Groninger Museum. 'Ik wilde onafhankelijk zijn en kunnen voorzien in mijn eigen bestaan. Ik was vormgever, docent en vrij kunstenaar. Dat moest ik voortdurend op elkaar inpassen. Dat lukte door heel zorgvuldig te werken'.

Zijn vrije werk ging een ander karakter vertonen en meer gericht op een breder publiek. Ook gaat hij steeds vaker teksten in zijn werken gebruiken. Mede door zijn studie van letter en boek en het onderwijs dat hij daarin gaf, organiseerde Kuipers in Groningen een project genaamd 'Letteretet'. Het project vond in kader van Sonsbeek 71 (Sonsbeek buiten de perken) plaats in 1971. Naar aanleiding hiervan is een publicatie uitgekomen die als een kunstenaarsboek kan worden beschouwd: Rood, Groen, Blauw, Geel : verslag letteretet-projekt van Abe Kuipers mei 1971 (Druk-store Groningen 1971 met foto's van John Stoel). Kuipers in de inleiding: 'Letters... je kunt er mee zien wat je zegt, ze spreken de taal die je zelf spreekt. Letters staan voor klanken. Meestal krijgen ze pas zin in een zin. We zeggen letterteken, dat wil zeggen klankteken'. En verder: 'Nu het klankschrift: een koe werd een paar duizend jaar geleden door de Foeniciërs aleph genoemd. Teken de koeiekop en spreek af, als je die ziet zeg dan a ... en vergeet dat het voor alle klanken die je nodig hebt... en kijk daar is het alpha-beth, zie maar'. Het project en bijbehorende uitgaven zijn uitermate creatief en conceptueel en past heel goed in de tijdsbeeld waarin de conceptuele kunst hoogtij vierde.




Omslag en fragmenten uit: Letter 1971
(collectie: Universiteitsbibliotheek Groningen)
Het beoogde een informele confrontatie met de letter, die zich grotendeels op de een of ander manier langs de straat afspeelde. Het begon met de verspreiding van het affiche 'Letters' in de stad waarop per letter informatie werd gegeven over het ontstaan van het alfabet. Het hing in etalages, maar ook op reclameborden tussen de gewone reclameposters en op scholen en bibliotheken. Op 12 mei 1971, tussen 8 uur en ongeveer half 10 's avonds, was in de ramen van verzorgingsflat Patrimonium geleidelijk een grote verlichte B te zien. De keuze voor deze letter was een vingerverwijzing naar de oorsprong van de letter B, omdat deze is voortgekomen uit het Foenisische teken voor tent of huis. Daarnaast werd in kader van het project een enquête gehouden naar de kennis van een aantal willekeurige Groningers over letters en de psychologische betekenis van sommige letters. Verder was er een fotowedstrijd en ook een lagere school deed me aan het project. De (zeefdruk) prent die ten grondslag lag aan het affiche is ook versneden en geheel in zeefdruk uitgevoerd als kunstenaarsboek verschenen: Letters (De Ark Enschede 1971 ges. oplage onbekend). Hierin zijn recensies (o.a. over een omstreden B van aBe Kuipers), een verslag over de fotowedstrijd, de betrokkenheid van de school en de ankéte met uitkomsten en grafieken opgenomen.






Omslag en fragmenten uit: Letters 2 1975
(collectie: Universiteitsbibliotheek Groningen)

Als vervolg op de letterboek 'Letters' laat Kuipers in 1975 een kunstenaarsboek, Letters 2 (De Ark Enschede 1975 oplage 80 gen./ges.) verschijnen. John Stoel maakte de foto's. Ook hierin wordt de oorsprong van de letters van het alfabet verklaard, maar deze keer door middel van zwart-wit foto's. Een glasplaat met de oervorm van een letter wordt gehouden voor het object waarvan de letter als beeldteken afstamt. Kuipers laat bijvoorbeeld het beeldteken voor vis - klank nun - zien, dat gedraaid de letter N werd. De overeenkomsten tussen letterteken en oervorm zijn vaak frappant.

Zijn liefde voor Groningen en omgeving komt naar voren in de prent 'Groen Groningen', die ook is versneden tot het kunstenaarsboek Albumpje van de natuur die in 1974 was uitgekomen. Hierin staan vijf afbeeldingen van plekken in en rondom Groningen die hem dierbaar waren, aangevuld met korte, met de hand geschreven teksten: het Paterswoldsemeer, het Elsburger-onland, het Noorderplantsoen, de Steentil bij Aduard en de kom van Haren. De eerste vier zijn gebaseerd op foto's uit de jaren dertig, de vijfde op een schilderij uit de jaren vijftig en alle zijn ze ingevuld met fluorescerende kleuren.

Bron: abekuipers Profiel Uitgeverij Bedum 2011: geheel door Abe Kuipers vormgegeven.

Omslag: Albumpje van de natuur 1974
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...